Een beweging waar de overheid en de meeste vakgenoten het nut van inzien. Uit studies wereldwijd blijkt immers dat het kind baat heeft bij een vroege en doorlopende stimulering van de ontwikkeling volgens één visie voor opvang en onderwijs. Maar wat is de praktijk? Hoeveel IKC-directeuren worden zo moedeloos van alle obstakels dat ze het label op hun gevel plakken, maar voorlopig berusten in een alles-onder-één-dak-situatie, waarbij het kind tenminste geen grote overstap hoeft te maken van de kinderopvang naar school. Verder komt het vaak nog niet.
En dan zijn er de pioniers. Mondomijn in Helmond, dat de schotten tussen kinderopvang en school helemaal heeft weggehaald en haar pedagogisch medewerkers, pedagogen en leerkrachten allemaal ‘medewerker’ noemt. Elk kind heeft een eigen dagprogramma op basis wat het nodig heeft en rouleert dagelijks langs ontwikkelingsgebieden, van taal en rekenen tot muziek en sport. Best spannend voor de toezichthouders, vertelde Mondomijn in dit vakblad vorig jaar, maar het werkt. Onderwijsinspectie geeft Mondomijn zelfs het predicaat ‘Excellent’ en ouders loven dit IKC met een 8,8 in tevredenheidsonderzoeken.
Een ander voorbeeld is Wij zijn JONG. Deze organisatie trekt de doorgaande leerlijn verder dan de meeste: nul tot 21 jaar, de leeftijd waarop de hersenen van een jong mens nagenoeg voltooid zijn. Elk kind mag op zijn eigen niveau en in eigen tempo zich ontwikkelen, waarbij opvang, onderwijs en jeugdhulp intens samenwerken. Wij zijn JONG heeft alles in huis, zelfs een expertisecentrum (RIJKT) voor toegepaste pedagogiek en KluppluZ voor kinderen die extra steun nodig hebben. Iedereen gebruikt hetzelfde kindvolgsysteem en door bijtijds begeleiding te bieden als het even niet lekker loopt, wordt jeugdhulp tot een minimum beperkt.
IK BEWONDER DE STRIJDLUST EN DE PASSIE VAN DE PIONIERS, DIE CONTINU TEGEN BELEMMERINGEN AANLOPEN
Nog een mooie: IKC VanKampen in Vlaardingen, waar opvang en educatie helemaal verweven zijn en kinderen samen met hun mentor wekelijks hun leerdoelen stellen. Deze pioniers stuiten op dezelfde barrières. Wetten en regels die totaal niet toegesneden zijn op een kindcentrum waar de grenzen tussen opvang en onderwijs vervagen en één lijn wordt gevolgd. Denk aan twee cao’s, onderwijseuro’s die niet in kinderopvang mogen worden geïnvesteerd en verschillende inspectieregels van toezichthouders voor kinderopvang en onderwijs voor bijvoorbeeld veiligheid of beroepskracht-kindratio.
Ik bewonder de strijdlust en de passie van de pioniers, die continu tegen deze belemmeringen aanlopen. Zij discussiëren met GGD-inspecteurs, lobbyen enthousiast bij overheden en geven onvermoeibaar uitleg aan ouders. De bestuurlijke en financiële risico’s die hen bedreigen, bieden volop excuus om dit allemaal niet te doen. Toch steken ze hun nek uit en krijgen ze al mooie dingen voor elkaar.
Dit is geen pleidooi voor een Zweeds model van vijf dagen per week kindcentrum van half zeven tot half zeven voor elk kind. Dit is wel een pleidooi om de Nederlandse innovators de ruimte te geven en hun lobby te ondersteunen. Pioniers zijn van cruciaal belang. Ik hoop dat we over tien jaar terugkijken en hen erkennen als de grondleggers van een nieuw en beter stelsel.
Peter van Zijl (43) is vader van drie dochters en al jarenlang klant van de kinderopvang. Hij is ook eigenaar van Pelosa (software voor organisaties die actief zijn voor het jonge kind, met name in kinderopvang en onderwijs). Peter gaat graag de dialoog aan: peter@quebble.com.